Bij chronische nierschade (chronische nierinsufficiëntie) gaat de werking van je nieren geleidelijke achteruit. In het beginstadium verloopt dit vaak zonder duidelijke klachten en merk je er weinig van. Klachten treden vaak pas laat op. Je ondervindt meestal pas hinder als de normale nierwerking voor 80% of meer is verdwenen. Algemeen kan je stellen dat hoe trager de werking van je nieren achteruit gaat, hoe later je symptomen zullen optreden. Je vindt hierover meer in “Tekens en symptomen bij nierschade”
Als je een verhoogd risico op nierschade hebt is het daarom belangrijk om dit zo vroeg mogelijk te detecteren. Dit kan de huisarts doen met een eenvoudig bloed- en urineonderzoek. Je vindt hierover meer in “Vroegtijdig opsporen van nierschade“
Als je chronische nierschade hebt, dan kan dit als volgt worden opgedeeld:
Deze opdeling bepaalt wat de arts verder zal doen:
Hier hoeft er niets specifiek te gebeuren. We raden je aan om zo gezond mogelijk te leven en geregeld je nierfunctie te laten controleren. Je vindt hierover meer in “Bescherm je nieren: wat kan je zelf doen?”
Vaak start de arts hier een meer algemene, nierbeschermende behandeling.
Ze bestaat uit twee grote delen, die evolueren in het ziekte verloop. Een vergelijking maakt dit duidelijker:
De huidige nierbeschermende therapie is tegenwoordig zo vergevorderd, dat voor de meeste patiënten de ‘marathon’ van chronische nierschade met groot succes kan worden gelopen: de nood aan nierfunctievervangende therapie kan vaak meerdere jaren/decennia worden uitgesteld en dit zonder noemenswaardig verlies aan levenskwaliteit.
Deze behandeling uit twee luiken met wisselende intensiteit.
Je nieren hebben een grote overcapaciteit doordat ze heel veel filtertjes en buisjes (niereenheden of nefronen) bevatten. Bij verlies van bijvoorbeeld de helft van dit ‘kapitaal’, vangen de resterende nefronen dit op door ‘harder te werken’. Hierdoor worden ze gevoeliger voor ‘stress’ en gaan ze op hun beurt ook sneller kapot, waardoor een vicieuze cirkel zich op gang trekt.
Voor nefronen wordt ‘stress’ voornamelijk veroorzaakt door hoge bloedruk, roken, slecht geregelde bloedsuikers bij patiënten met diabetes, overgewicht en het eten van voeding die de nieren harder doen werken. Ook bepaalde medicatie kan een nefaste invloed hebben. Je vindt hierover meer in “Bescherm je nieren: wat kan je zelf doen?”
Leefstijlmaatregelen grijpen hierop in.
Ook hier is er een wisselende intensiteit
Je vindt hierover meer in “Bescherm je nieren: wat kan je zelf doen?”
Aan het gebruik van bovenvermelde medicatie zijn, jammer genoeg, ook risico’s verbonden. Vooral als je nierschade al vrij ernstig is, zullen je huisarts en je nefroloog daarom heel nauwgezet je andere medicatie onder de loupe nemen en frequenter een bloed onderzoekbloedonderzoek uit laten voeren. De onderliggende reden hiervoor is dat deze medicatie nier beschermend werkt doordat ze de nefronen trager doen werken, relaxeren als het ware. Je zal begrijpen dat deze ‘relaxatie’ niet ongelimiteerd kan – er moet ook nog een zekere nierwerking bewaard blijven.
Als je op een bepaald moment erg ziek bent, door bv een maagdarmonsteking, en je droogt uit omdat je niet meer kan eten of drinken, hoge koorts hebt en/of diarree, dan wordt het gevaarlijk als je deze middelen blijft innemen. Je nieren kunnen slechter gaan werken of het zelfs tijdelijk helemaal opgeven. Daarom onderbreek je best de inname van deze geneesmiddelen, tot je je weer beter voelt – in het Engels wordt de term ‘Sick Day Rule’ gebruikt. Middelen die je in zo’n situatie ook best even onderbreekt zijn metformine en de waterafdijvers (diuretica).
In die omstandigheden, en eigenlijk altijd als je nierschade hebt, wordt de inname van medicatie die de nierwerking slecht beïnvloedt (vooral de niet steroidale ontstekingsremmers, die in veel Europese landen zonder voorschrift verkrijgbaar zijn!) STRIKT VERMEDEN!
Hier zal de huisarts je meestal doorverwijzen naar de nefroloog.
Als de nierschade verder is toegenomen, worden bovenvermede maatregels stelselmatig belangrijker.
Het luik over geneesmiddelen wordt moeilijker naarmate de nierschade toeneemt en de nierwerking dus verder daalt richting nierfalen. Niet alleen dient dan de dosis van vele geneesmiddelen aangepast (soms zelfs tot nul), maar er komen ook geneesmiddelen bij die de complicaties van een ernstig gedaalde nierfunctie meer en meer moeten opvangen.
Deze complicaties bestaan uit: bloedarmoede, opstapeling van zout & water, fosfaat en kalium.
De nieren staan in voor aanmaak van erytropoëtine, een hormoon dat het beenmerg stimuleert om rode bloedcellen te vormen. Als je nieren minder goed werken wordt er soms onvoldoende erytropoëtine aangemaakt en ontstaat er bloedarmoede. Gelukkig bestaat dit hormoon ook in de vorm van een geneesmiddel, dat onderhuids kan ingespoten worden. De aanmaak van bloed tijdens de behandeling met erytropoëtine doet de voorraad ijzer in het bloed dalen (hemoglobine bevat ijzer). Daarom is het soms noodzakelijk ijzertabletten in te nemen. In extremere gevallen kan dit ook via een inspuiting in je aders gegeven worden.
Tegenwoordig bestaan er ook pillen, die je driemaal per week kan innemen en die hetzelfde effect hebben als erytropoëtine.
Naast een keukenzoutarm dieet dat best ook al bij milde vormen van nierschade wordt toegepast, kan vochtbeperking zich opdringen (in tegenstelling dus tot het advies van royaal en regelmatig te drinken om de nier te beschermen bij milde en matige nierschade) en kan er uiteindelijk ook beslist worden om zeer hoge doses plaspillen (diuretica) toe te dienen. Deze middelen zorgen ervoor dat er via de nierbuisjes extra zout en water geloosd wordt. Bij zeer ernstige nierschade zal zelfs met extreem hoge doses (tot 5-10 maal hoger dan bij een patiënt met normale nierwerking) onvoldoende effect worden bereikt, en dient nierfunctie vervangende therapie overwogen.
Fosfaat is een stof die essentieel is voor alle cellen van je lichaam, maar toch vooral voor een gezond beendergestel. Je nieren – ze zetten vitamine D om naar een actieve vorm – spelen zo een sleutelrol in een ingewikkeld raderwerk waarbij zowel je bijschildklieren, de botten van je beendergestel, je darmen én je bloedvatwanden in normale, gezonde toestand perfect in evenwicht zijn. Bij normaal werkende nieren kan je vlot wisselende hoeveelheden fosfaat uit je dieet aan. Bij een ‘klassiek’ maaltijd patroon (met heel wat kant en klare maaltijden) is er naast een overmaat aan keukenzout ook een te groot aanbod aan fosfaat.
Als je nieren voor minder dan de helft beginnen te werken, begint dit overaanbod van fosfaat problematisch te worden. Omdat je nieren dit niet meer verwerkt krijgen, gebeuren er allerlei aanpassingen in je lichaam, die op de lange duur nadelig zijn. Hierdoor vermindert je nierwerking sneller, je verliest kalk uit je bot en dit kan dan neerslaan (samen met fosfaat) in de bloedvatwand.
Om deze ongewenste evolutie zoveel mogelijk af te remmen is het dus aan te raden om je fosfaatinname te beperken. Hiervoor heb je de hulp van een diëtist(e) nodig.
De eerste en relatief gemakkelijkste stap is het elimineren van toegevoegd fosfaat uit je dieet: zo veel mogelijk beperken (schrappen) van kant en klaar voeding – je diëtist kan je ook helpen bij het navigeren door een E-lijst van toegevoegde stoffen (toegevoegd fosfaat dient als bewaar-/kleurstof). Dikwijls zal dit niet volstaan om aan een doelwaarde van maximum 800 mg/d te komen – fosfaat zit immers ook in eiwitten (ook in de ‘goede’, plantaardige eiwitten).
Vooral als je ouder bent dan 50, begint er een gevaar op te treden voor ondervoeding als je onoordeelkundig drastisch je eiwit inname schrapt. Bovendien moet je er ook over waken dat je voldoende kalk (calcium) blijft in nemen voor een gezond beendergestel – in een klassiek dieet is zuivel een belangrijke bron … maar brengt het ook fosfaat aan. Hier is het advies van een diëtist echt geboden.
Je arts zal je vaak aanraden om medicatie in te nemen, die opname van fosfaat uit je darmen verhindert (door het te doen neerslaan in de stoelgang). Dergelijke geneesmiddelen moet je met de maaltijd innemen en geven soms wel wat maag-darm klachten. Tegenwoordig zijn er gelukkig verschillende soorten van fosfaatbinders op de markt en kan vaak wel een middel worden gevonden dat je het best verdraagt.
Belangrijke opmerking: bepaalde antibiotica mogen niet samen worden ingenomen met fosfaat binders omdat ze (net zoals fosfaat) zo ook minder worden opgenomen in de darm.
Kalium is ook een essentiële voedingstof en het verhaal ligt hier nog moeilijker… Zeer veel gezonde producten, die sterk worden aangeraden, zoals groenten en fruit, bevatten immers veel kalium. Bovendien blijkt meer en meer dat een klassiek dieet (met veel kant en klaar maaltijden) dikwijls te weinig kalium bevat en kan bijdragen tot een verhoogde bloeddruk.
Bij een sterk verminderde nierwerking (minder dan 15% van normaal) kunnen je nieren een plotse toevoer van kalium niet snel genoeg meer verwerken. Dan houdt een kaliumrijk dieet het gevaar in van een te hoge kaliumspiegel in het bloed met majeure hart- en spierproblemen tot gevolg.
Bovendien kunnen bepaalde geneesmiddelen (waarvan een aantal zelfs expliciet worden voorgeschreven om de nier te beschermen – zie hoger) ook de kaliumspiegel doen stijgen.
Het wordt nog ingewikkelder: deze nevenwerkingen worden op hun beurt beïnvloed door het optreden van acute ziekte toestandenziektetoestanden die met uitdroging gepaard gaan (zie ook hoger).
Laat je hierdoor niet ontmoedigen – ook hier is het de kunst om goed te overleggen met je artsen en diëtist. Een zaak is wel zeker aan te stippen: gebruik bij ernstige nierschade nooit ‘vervangzout’ of ‘losalt’ – dit is immers meestal kaliumchloride (chemische term: KCl) dat keukenzout (NaCl) vervangt.
Weet ook dat de meeste verse fruit- en groentensoorten door hun gehalte aan bicarbonaat veel minder gevaarlijk zijn voor acute kaliumstijgingen in het bloed dan gedroogde/geconfijte fruiten en/of fruit- en groenten sappen/smoothies. Je diëtist zal ook uitleggen dat bij bepaalde voedingsmiddelen het afgieten van kookvocht (klassiek voorbeeld: aardappelen) je al heel wat kalium kan vermijden.
Als kalium, ondanks je dieet, toch een probleem wordt, dan kan je arts je ook geneesmiddelen voorschrijven. Echte ‘kalium binders’, die bij het eten moeten worden ingenomen, bestaan niet, maar er bestaan wel middelen die je dikke darm stimuleert om extra kalium in de stoelgang uit te scheiden.